Menu
Behandelingen

Dotterbehandeling van de shunt

Bij een dotterbehandeling van de shunt proberen we een vernauwing in de shunt op te heffen. U leest hier meer over deze behandeling.

Afdeling(en)

Contact

(0570) 535 135

Hoe kom ik er?

Route 45
Lees voor

Hoe gaat een dotterbehandeling van de shunt?

De radioloog voert de dotterbehandeling uit en wordt geassisteerd door 2 laboranten. U komt op de röntgentafel te liggen, uw shunt arm ligt opzij. De arm wordt gedesinfecteerd en over uw hand krijgt u een steriele handschoen. Uw arm wordt afgedekt met een steriel laken. De radioloog geeft u een prik in de shunt arm voor de plaatselijke verdoving. Daarna wordt de shunt aangeprikt met een holle naald en vervolgens wordt er een dun hol plastic buisje ingebracht. Door dit buisje wordt contrastvloeistof ingespoten. Er wordt een aantal röntgenfoto’s gemaakt om de precieze plek van de vernauwing(en) in kaart te brengen. Daarna beslist de radioloog de maat van de dotterballon. Van de contrastvloeistof kunt u een warm gevoel krijgen. Dit is normaal en verdwijnt binnen enkele minuten.

Via het dunne holle buisje legt de radioloog de dotterballon op de plek van de vernauwing. Door de ballon op te blazen, wordt geprobeerd de vernauwing op te heffen. Het opblazen van de ballon kan pijnlijk zijn. Op het moment dat de ballon leeg wordt gelaten, verdwijnt dit gevoel direct. Via het dunne holle buisje wordt er weer contrastvloeistof ingespoten en een aantal röntgenfoto’s gemaakt om het resultaat van het dotteren te bekijken. Zo nodig wordt de dotterballon nogmaals ingebracht en opgeblazen.

Risico´s en bijwerkingen

Bij een dotterbehandeling kunnen soms complicaties ontstaan. Dit komt zeer zelden voor en kan eigenlijk altijd door de radioloog of de (vaat) chirurg worden hersteld. Na het onderzoek ontstaat soms een bloeduitstorting bij de shunt. Dit verdwijnt vanzelf in enkele weken.

De contrastvloeistof kan soms bij mensen met een allergie, astma of bronchitis en suikerziekte (diabetes) bijwerkingen veroorzaken. U kunt daarvan gaan niezen, jeuk krijgen of misselijk worden. Vertel altijd aan uw arts of verpleegkundige wanneer u overgevoelig bent (of denkt te zijn) voor contrastvloeistof of voor jodium op de huid.

De uitslag

De radioloog vertelt u het resultaat van de behandeling.

Downloads